Neem 2 weken rust, dan zie ik je wel weer!


Nadat ik die vrijdagavond de deur van het kantoor achter me dicht had getrokken, was ik eigenlijk tot helemaal niets meer in staat. ’s Maandags moest ik me ziek melden. In de 10 jaar dat ik in dienst was had ik precies 10 verzuimdagen.
Als ik me niet fit voelde zei een stemmetje: “Kom op! Reset jezelf. Ga gewoon naar je werk en zie hoe het gaat. Door de drukte vergeet je vaak allerlei kwaaltjes." En zo was het vaak ook. Mezelf ziek melden met vage vermoeidheidsklachten was wel een dingetje voor me. Ik had liever een gebroken been gehad.

Ik ging naar de huisarts en die wond er geen doekjes om. Volgens hem én de praktijkondersteuner had ik een echte burn-out. Het was een diagnose waar ik helemaal niets mee kon.
Wie krijgt nu een burn-out? Dat zijn mensen die weinig aan kunnen! Tot die groep rekende ik mezelf beslist niet. Ik had in het verleden heel veel te verwerken gehad en bleek juist enorm veerkrachtig. En dan toch een burn-out? No way!
Een paar dagen later werd ik teruggebeld door mijn leidinggevende. De diagnose deelde ik met mijn werkgever en het motto was: Neem 2 weken rust, dan zie ik je wel weer!
Het bijzondere was, dat ik het geloofde. Over 2 weken was ik er wel weer.
Ik ben het bed in gedoken en heb daar vervolgens 3 maanden gelegen. Huilend en slapend. Natuurlijk moest ik wel naar de bedrijfsarts en ik had ook een psycholoog toegewezen gekregen. Maar ik deed alles op de automatische piloot. Mijn partner reed me naar afspraken en ik onderging het. Ik was letterlijk helemaal uitgeschakeld geestelijk én lichamelijk. Mijn zicht was slecht geworden, ik kon niet lezen, geen TV meer kijken of autorijden. Ik was gedwongen helemaal niets meer te doen en rust te nemen.
Veel mensen adviseerden me te gaan wandelen. Het was hartje winter, in de kou ging ik alleen op pad. Eerst een klein rondje, daarna maakte ik wandelingen van 10 km. Steeds wanneer ik thuiskwam leek mijn partner me op te wachten met de vraag: "…En? Was dat niet fijn??" Het antwoord was steevast: "Nee". Het was ook niet fijn. Ik deed het alleen omdat men zei dat het goed was voor me, maar het deed me helemaal niets.

Mijn burn-out bleek gepaard te gaan met een depressie

Mijn wereld draaide alleen om mij en mijn pijn. Ik moest mezelf dwingen te beseffen dat ik ook een partner had, kinderen, ouders, vrienden, familie en huisdieren. Ze maakten deel uit van mijn leven, maar op dat moment niet. Ik zag en hoorde ze niet. Mijn geest was leeg en op een gegeven moment vroeg ik me af, waarom ik leefde.
De psychologe kon niets voor me betekenen, we hadden totaal geen klik, ik voelde het maar kon het zelf niet aangeven. Daarvan in de plaats ging ik braaf naar mijn afspraken. Toen het aantal door de zorgverzekering vergoedde sessies waren verbruikt, gaf ze aan dat ze mij niet kon helpen.
Intussen ging het slechter en slechter met me. Zo erg dat mijn partner het gevoel had me niet meer alleen te kunnen laten. Ik had geen controle meer over mijn gedachten en alles voelde zwaar en zwart.

De huisarts adviseerde om antidepressiva te slikken, maar dat weigerde ik. Ik wilde weten wanneer ik er weer bovenop was. Door het slikken van antidepressiva had ik het idee dat ik er nooit achter zou komen wanneer ik uit de put zou zijn. Het beeld zou verdoezeld worden, omdat ik me door de medicatie al sowieso een stuk lichter zou voelen. Achteraf heb ik het mezelf met die keuze erg moeilijk gemaakt. Het was geen dal waar ik doorheen moest en was een vieze put, een trog, een diepe kloof. Goede hulp was noodzakelijk en dankzij inzet van mijn partner kon ik vrij snel naar een tweede psychologe. Bij haar voelde ik me beter op mijn plek.

Hoe ging het weer wat beter met me?

Ik had geluk dat mijn burn-out in januari kwam. De dagen werden daarna langer, de zon scheen steeds vaker én het werd warmer. Na 4 maanden als een zombie geleefd te hebben, kon ik meer activiteiten aan. Ergens naar toe gaan resulteerde nog wel in stress en angst, maar thuis kon ik beter vooruit.
Ik leende van de bibliotheek luisterboeken, waardoor mijn gedachten ergens anders waren. Ik begon met het plukken van onkruid in de tuin. Op mijn hurken, plantje voor plantje, uren lang. Ik was in staat om op de fiets naar de psychologe en bedrijfsarts te gaan. Tijdens het wandelen zag ik de jonge blaadjes aan de bomen en ik kon in de tuin genieten van de bloemen en de vogels. Ik kon ook weer TV kijken en genoot van de meest simpele series.

Op TV startte de eerste reeks van “Heel Holland Bakt” en dat zette me aan om ook te gaan bakken. Toen de kinderen klein waren had ik veel gebakken, maar door het werk was daar geen ruimte mee voor. Ik bakte en bakte. Maar het begrijpend lezen ging nog niet goed. Zo las ik over de ingrediënten of sloeg ik stappen over. Ik kon daar wel door uit het veld geslagen worden, maar door mijn eigen ervaring bakte ik er wel wat van. Ik vond het fijn. Iedereen at mee en op een gegeven moment produceerde ik 2 taarten per week. Het bleek te veel. Taarten bleven staan, de buren, familie en vrienden zaten vol. Het voelde als een regelrechte afwijzing. Ik deed toch zo mijn best en ineens had iedereen het over calorieën en dik worden. Ik kreeg weer een dip.
Dat heeft even geduurd tot ik besloot op de vliering op zoek te gaan naar breinaalden. Breien kon ik ook en daar hoefde ik niemand bij te betrekken. Ik had de slag te pakken. Ik breide tassen die ik vervolgens verviltte. Ik had er plezier in, was druk in de weer met het zelf bedenken van patronen. Kocht kilo’s wol en was iedere dag uren zoet.

Wat is het antwoord op de vraag hoe ik dat diepe dal ben gekomen? Ik denk dat voor mij het allerbelangrijkst was om aan de enorme vermoeidheid en het disfunctioneren toe te geven. Te accepteren dat ik in een situatie zat waar ik weinig invloed op had.


Het ging op den duur vanzelf beter. Mijn partner heeft me letterlijk en figuurlijk mee gesleept naar buiten, naar mensen, naar het licht. Terwijl ik dat niet wilde en vaak ook zorgde dat een uitstapje niet door kon gaan. Als we dan toch ergens heen gingen stapten we uit de auto om er met een kwartier, soms een half uur, weer in te zitten, op weg naar huis wel te verstaan. Toch gaf hij niet op.
Ik besef dat mijn karakter ook een grote rol heeft gespeeld. Van nature ben ik een optimist, ik kan redelijk snel nare gevoelens ombuigen en zie altijd en overal mogelijkheden. 


Lees verder: Knopen doorhakken

Gepost: 3 januari 2018